De kracht van een originele overeenkomst
Oplichters, wie heeft er niet een keer mee te maken. Stel dat je veel geld krijgt van een wederpartij, maar er wordt niet betaald. Ineens krijg je de mededeling dat er al is betaald en dat dat is vastgelegd in een overeenkomst. Het betreft echter een valse overeenkomst met jouw handtekening er onder. Wat nu?
Een cliënt van ons kantoor had een behoorlijke vordering op zijn opdrachtgever. Helaas werd deze vordering niet betaald door de opdrachtgever, zodat cliënt genoodzaakt was om juridische stappen te ondernemen.
Tijdens de procedure werd het verweer van de opdrachtgever bekend. De opdrachtgever beweerde dat hij cliënt al had betaald. Er was zelfs een overeenkomstje aanwezig, waaruit de betaling aan cliënt zou blijken. De opdrachtgever gaf aan dat hij en cliënt de overeenkomst hadden getekend op het moment van de contante betaling. Een erg verrassend verweer van de opdrachtgever!
Cliënt had echter nooit betaling ontvangen en had al zeker niet getekend voor ontvangst van deze betaling. De overeenkomst was volgens cliënt valselijk opgemaakt. De overeenkomst was waarschijnlijk voorzien van een zogenoemde doordruk handtekening van een eerder door cliënt getekende opdracht. Later heeft de opdrachtgever van het doordrukvelletje waarschijnlijk een overeenkomstje gemaakt.
Tijdens de procedure heeft de opdrachtgever een kopie van de door hem gefabriceerde overeenkomst aan de rechter voorgelegd. De overeenkomst lijkt echt, maar hoe moet de rechter worden overtuigd dat het een valse verklaring is?
Het belangrijkste onderwerp van de procedure is of de valse overeenkomst bewijskracht heeft. Immers kan de opdrachtgever ‘dwingend’ bewijzen dat de vordering is voldaan als de overeenkomst kan worden beschouwd als schriftelijk bewijsmiddel. Echter is de kracht van een schriftelijke overeenkomst gelegen in de oorspronkelijke overeenkomst en niet in een kopietje van deze overeenkomst.
Cliënt wist dat de opdrachtgever geen origineel had, omdat er simpelweg geen origineel was. Immers was er sprake van een in elkaar gefabriceerde overeenkomst, waar cliënt nimmer zijn handtekening onder had gezet. De rechtbank is zeer vroeg in de procedure verzocht om de opdrachtgever te bevelen om het origineel in te leveren bij de rechtbank, conform artikel 22 Rv. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd en de opdrachtgever bevolen om het origineel in te leveren.
Natuurlijk heeft de opdrachtgever de originele overeenkomst niet ingebracht, omdat er geen origineel was. De rechtbank heeft mede daarom in het eindvonnis geconcludeerd dat er geen dwingende bewijskracht kan worden ontleend aan het wel in het geding gebrachte ‘doordruk’ overeenkomstje. Er was simpelweg geen origineel exemplaar ingediend! Het verzoek conform artikel 22 Rv heeft veel tijd en kosten gescheeld, want anders had de rechter wellicht nog een bewijsopdracht opgelegd aan een der partijen. Dat had zeker nog een half jaar langer geduurd!
Het vonnis was vervolgens snel binnen. Het verweer van de opdrachtgever werd afgewezen. De vordering van cliënt werd geheel toegewezen!
Een procedure afsluiten met een positief vonnis is natuurlijk een mooi resultaat, maar als een positief vonnis nog sneller kan worden verkregen door effectief te procederen dan is de cliënt dubbel tevreden!