Enige tijd geleden las ik een artikel van bijzonder hoogleraar Marcel Ruygvoorn. In het artikel haalt Ruygvoorn uit naar de toegenomen complexiteit van contracten. Hoewel contracten bedoeld zijn om zakelijke conflicten te voorkomen, blijken ze juist een voedingsbodem voor juridische strijd. Het is een trend die wij ook in onze eigen praktijk waarnemen. Helaas, zou ik daaraan willen toevoegen.
In ons kantoor delen we de mening van Ruygvoorn dat organisaties er verstandig aan zouden doen om alleen dat te regelen wat echt wezenlijk is. Wat bij wijze van spreken pakweg vijftien jaar geleden op één bierviltje stond, staat nu in een duimendik contract. En dat terwijl we in ons land een uitvoerig Burgerlijk Wetboek hebben dat uitstekend voldoet.
Uit een enquête onder bedrijfsjuristen kwam naar voren dat 9 op de 10 juristen onderschrijft dat contracten complexer en dikker worden, terwijl bijna eenzelfde deel van de juristen ervan overtuigd is dat dat onnodig is. Door die complexiteit worden contracten ook nog eens onleesbaar voor niet-juristen.
De eerste reden van deze toegenomen complexiteit verklaart Ruygvoorn aan de verschuiving naar het Angelsaksische rechtsysteem door toename van Amerikaanse en Britse aandeelhouders. In de Verenigde Staten en Groot-Britannië wordt sterk geleund op de jurisprudentie die ‘common law’ heet. Het ontbreken van een uitgebreid Burgerlijk Wetboek, zoals wij hebben, maakt het daar noodzakelijk om juridische uitzonderingen in een contract te regelen.
Een tweede reden, door Ruygvoorn aangehaald, is de eigen beroepsgroep die haar toegevoegde waarde wil vertalen in contracten die elke mogelijkheid en uitzondering dichttimmert. Een trend die vooral is terug te zien bij de grote (internationale) advocatenkantoren en waarvan Ruygvoorn zegt: “er zou ook wel eens sprake kunnen zijn van onnodige kostbare bezigheidstherapie.”
Een derde reden is de toegenomen regelgeving in de maatschappij waardoor bestuurders van bedrijven zich zoveel mogelijk willen indekken. “Er wordt gepoogd om alle potentiële risico’s zoveel mogelijk van meet af aan bij de contractpartner neer te leggen,” zo stelt Ruygvoorn. Dat leidt niet alleen tot onnodig dikke contracten, het creëert ook een moeilijker onderhandelingspositie, gebaseerd op wantrouwen. Ruygvoorn vult aan; “als je zelf in contracten gaat afspreken dat ‘als u toerekenbaar tekortschiet, u aansprakelijk bent’, dan draai je de bewijslast om.”
“De cliënt voelt zich wellicht veiliger, maar is juist kwetsbaarder. Je regelt iets wat je niet hoef te regelen, waarmee je bewijslast en stelplicht naar je cliënt toehaalt die anders bij de tegenpartij had gelegen”, aldus de bijzonder hoogleraar.
Het willen ontlopen van aansprakelijkheid is misschien wel de belangrijkste dikmaker. Het cruciale artikel uit het Burgerlijk Wetboek over aansprakelijkheid is artikel 6:74. In gewone mensentaal zegt dat artikel: als twee partijen een contract sluiten, en er gaat iets mis, dan is de tekortschietende partij verplicht om de schade te vergoeden, tenzij er sprake is van overmacht. Die overmacht moet natuurlijk worden aangetoond door die tekortschietende partij.
Maar, zo doceert Ruygvoorn, als je zelf in contracten gaat afspreken dat ‘als u toerekenbaar tekortschiet, u aansprakelijk bent’, zoals hij vaak leest, dan draai je de bewijslast om. ‘Je cliënt voelt zich wellicht veiliger, maar is juist kwetsbaarder. Je regelt iets wat je niet hoef te regelen, waarmee je bewijslast en stelplicht naar je cliënt toehaalt die anders bij de tegenpartij had gelegen.’
Bij Beks Advocaten streven we ernaar om alle juridische zaken op een praktische wijze te benaderen. Leesbare overeenkomsten zonder overbodige bepalingen. Wij wijze er al jaren op dat onze wetgeving een prima basis vormt om op terug te vallen. Die benaderingswijze wordt juist door ondernemers zeer gewaardeerd.
Heb je een vraag over een juridische kwestie, of wil je eens vrijblijvend advies? Aarzel niet om contact op te nemen met Rob Beks van Beks Advocaten. info@beksadvocaten.nl